Press

Interview by Christine Otten (Dutch)

NACHTSFEER
IN DE POLDER

Jazzy muziek voor Hollandse poëzie

door Christine Otten

NRC Handelsblad, 25-6-2004

De klanken van Jan Klug botsen met de gedichten die hij toonzet. Pas
langzaamaan wordt duidelijk hoe verraderlijk zijn bescheidenheid is.

Alles aan saxofonist en componist Jan
Klug
ademt bescheidenheid. Zijn manier van praten: zacht, fluisterend
soms, nooit ongevraagd inbrekend in een gesprek. Zijn voorkomen: een vriendelijke
terughoudende blik, zwarte en grijze kleding. En zijn muziek. “Ik
speel nooit een solo waarvoor het publiek opstaat en klapt,” zegt
hij. Klugs composities zijn sfeerbeelden, soundscapes, ijle langgerekte
en soms grillige tonen waarop allerlei vreemde effecten zijn losgelaten.
En bijna altijd zijn ze dienstbaar aan andere kunstenaars, zoals aan de
Groningse dichters Tjitse Hofman en Bart FM Droog, die samen met Klug
de Dichters uit Epibreren heten.

Onlangs verscheen de eerste cd van dit poeziecollectief, ‘Wei
Epibreren
‘, waarop twintig gedichten op muziek staan. Luisterend naar
de cd wordt langzaam duidelijk hoe verradelijk die bescheidenheid van
Klug (1971) is. Hofman en Droog hebben duidelijk ieder een eigen stijl
van schrijven en voordragen. Hofmans gedichten zijn ijl en onpretentieus
en bezingen vaak de natuur of de liefde, met een luchtige, soms wat vileine
stem (‘Zij bloeide/ het was de tijd van hooi/ van werken en insecten.’).
De poezie van Droog is grimmiger en wanhopiger; zijn performance aards
en compact (‘Ben niet geschikt voor dagelijks gebruik/ ga voorbij aan
liefde…’).

Nergens dringt Klugs muziek op de voorgrond. Maar gaandeweg gebeurt er
wel iets wonderlijks. Het is alsof de muziek van Klug zich om ieder afzonderlijk
woord kronkelt. En toch laat hij zijn tonen niet versmelten met de poezie.
Het is meer zo dat Klugs klanken en melodielijnen en ritmes juist botsen
met de woorden, met hun betekenis, waardoor je enerzijds intensiever naar
de muziek gaat luisteren, maar tegelijkertijd wordt meegezogen in de sfeer
van het gedicht.

Zoals in ‘Hooi’, het openingsgedicht van Hofman. Het begint plotseling:
losse pianotonen dwarrelen omlaag, zacht geklater van bekkens, een donker
achtergrondgeluid en dan speelt Klug een paar hese tonen op zijn tenorsaxofoon
en waan je je in een nachtclub ergens in Harlem of New Orleans, is het
alsof je de blauwe walm van sigarettenrook inademt, de geur van whisky
en cognac proeft. Dan pas valt Hofman in met zijn onschuldige lenteachtige
woorden over de tijd van hooi, ‘…de tijd van zoet/ het zoemen van
bloezem/ zweet en stof.’ En hups, je bent weer in Nederland, op een warme
wolkenloze dag in een Noordelijk polderlandschap. Klug is duidelijk aan
de haal gegaan met Hofmans oerhollandse werkmanszweet en stof en heeft
er een geheel eigen, donkere en jazzy interpretatie aan gegeven.

Jan Klug: “Ik hou ervan muziek bij iets anders te maken. Bij dans,
videobeelden, theater. Gedichten. Poezie heeft het voordeel dat je meteen
klank en ritme hoort, en dat woorden ook nog eens betekenis hebben. Als
ik een gedicht hoor dat me op een of andere manier raakt, weet ik meteen
wat voor tonen erbij moeten, welke sfeer, welke instrumenten. Misschien
komt het omdat ik zo muziek heb leren spelen: door mee te doen met wat
ik op radio hoorde of wanneer ik platen draaide. Ik speelde vroeger uren
mee met Pink Floyd,
en later met John
Coltrane
. Niet naspelen maar meespelen, improviseren. Als er een saxofoonsolo
was, speelde ik er ook een, maar dan anders. Het gaf me een geweldig gevoel:
alsof ik samen met Pink Floyd of Coltrane speelde, alsof ik in hun band
zat.”

Coltrane. Zijn naam valt een aantal keren tijdens het gesprek. “Zonder
hem was ik nooit saxofoon gaan spelen, en zeker geen sopraansax. Wat
zijn muziek met me doet kan ik nauwelijks verwoorden. Zijn tonen resoneren
op een bepaalde manier in mijn hersenen. Alsof er geen gedachten aan
zijn muziek te pas zijn gekomen, alsof het pure emotie is. Toen ik voor
het eerst A Love Supreme hoorde… Zelfs als ik er nu over
praat krijg ik rillingen.”

Op tafel ligt het boek dat Ashley Kahn schreef over Coltrane’s meesterwerk,
‘A Love Supreme’. Khan ontdekte via Coltranes weduwe dat de meester
dikwijls componeerde op woorden. Zo is zijn beroemde stuk Alabama,
over de moord op vier zwarte meisjes in een kerk in Birmingham, Alabama,
geschreven na het luisteren naar een speech van Ds. Martin Luther King.
En ook zelf schreef Coltrane gedichten. Korte liefdesgedichten in de
vorm van briefjes aan zijn echtgenote. ‘How kind you are to me- to give-
the universe revealed I see/ Yes now I’ll go to sleep- it’s right, sweet-
I rest in peace/ At night-‘

“Ik wist dat niet,” zegt Jan Klug. “Ik vind het een mooie
ontdekking. Kijk, hier staat het.” Leest hardop. “‘Coltrane
began to think of his poetry as a compositional tool, finding melodic
ideas in the cadendes of language.”

“Ik begrijp hoe het werkt, al schrijf ik zelf geen gedichten en
al zou ik mezelf nooit met Coltrane durven vergelijken. Het gaat om
het triggeren van de juiste tonen, het juiste ritme, de kleuren van
de klanken. Taal leent zich daar zo goed voor. Ken je Boris
Vian
?”

Klug veert op en vertelt over zijn liefde voor het werk van de beroemde
surrealistische Franse schrijver, zanger, tekstschrijver, dichter, trompettist
en jazzkenner. Vian was net zo thuis in de wereld van Miles Davis en
Duke Ellington als die van Jean-Paul Sartre en Simone de Beauvoir. Een
literaire en politieke non-conformist.

“Ik ben al jaren fan van zijn boeken, zegt Klug. “Hij schetst
absurde beelden, maar hij creeert wel een eigen logica waarbinnen dat
past. Zijn opvatting is dat wat je bedenkt waar is. Je kunt je eigen
waarheid maken. Bij hem kun je lezen dat hij een stad binnen wandelt,
dat het gras rood is en dat de huizen nog niet zo hoog gegroeid zijn.
En je gelooft hem. Zijn manier van denken inspireert me. Hoe ik aan
mijn muziek werk: intuitief, improviserend, iedere toon roept vanzelf
een andere toon op, een andere sfeer. Tamelijk toevallig ontstaat zo
een compositie die er daarvoor niet was maar die wel heel echt is.”

Kraftwerk

Jan Klug groeide op in het Noord-Duitse plaatsje Leer. Studeerde twee
jaar informatica in het nabij gelegen Oldenburg voordat hij in Groningen
saxofoon en compositie ging studeren aan het conservatorium. “Mijn
vader hield van bands als Can, Pink Floyd, Kraftwerk.
Ik had mijn eerste Kraftwerkervaring op mijn derde of vierde. Toen kwam
‘Autobahn’ uit.” De tweeentwintig minuten durende electronische
lofzang op de snelweg zette de popmuziek in de jaren zeventig op z’n
kop. Het werd op slag een hit. En dat was nogal bijzonder voor zo’n
lang nummer waarin het grijze geluid van ronkende motoren de voornaamste
toonveranderingen aangaven en de zin ‘Wir far’n far’n auf der Autobahn’
eindeloos werd herhaald.

Klug: “Het staat me heel sterk bij dat het steeds op de radio kwam.
Het gekke is dat ik pas de laatste jaren, sinds het werken aan de cd,
besef hoe ik door die electronische Duitse muziek beinvloed ben, hoe
leuk ik dat vind.”

Of ik niet op de rommel wil letten, vraagt hij schuchter wanneer we
zijn woonwerkkamer annex studio in een een voormalig kraakpand aan de
Groningse Emmastraat binnen gaan. Het interieur verraadt een obsessieve
manier van werken. Alsof er een orkaan heeft gewoed. Overal liggen cd’s,
tapes, microfoons, rietjes voor de saxofoons, snoeren, kleren, kranten,
boeken. Zijn bureau is ingebouwd door instrumenten en apparatuur: een
oud harmonium, een hammondorgel, nog van zijn grootvader, een piano,
een keyboard, geluidsboxen, een sopraansax op een standaard, een tenorsax.

Temidden van al die drukte lijkt zijn werkblad een altaar dat een vreemdsoortige
rust uitstraalt. Het zilveren beeldscherm van de laptop glinstert je
tegemoet. De lampjes van het mengpaneel ernaast knipperen groen en rood
op het lome ritme van een van zijn eigen composities. Klug ziet me kijken.
Enthousiast: “Sinds twee jaar gebruik ik de computer als instrument.
Tijdens optredens en ook voor de cd.”

“Op een gegeven moment was het alsof mijn vingers vergroeiden met
het toetsenbord van de laptop. Al die mogelijkheden! Door de computer
kon ik voor het eerst electronische effecten als echo en delay (het
‘uitstellen’ van klanken, C.O.) deel van de compositie laten zijn en
niet achteraf toevoegen, zoals gebruikelijk is. Ik kan allerlei samples
inladen -een drumloop van een maat, stukjes gesproken woord, een loopje
van een bepaald akkoord- en daarmee aan de slag gaan. Ik kan tonen uitrekken
of zolang laten rondzingen totdat je alleen nog een ijle zoem hoort.
Ik houd van dat soort vervreemdende klanken.”

Toch onderhoudt Klug een lastige haat/liefde verhouding met de techniek.
“Electronische muziek glijdt zo makkelijk langs je heen; het klinkt
gauw te perfect. Ik heb erg mijn best moeten doen de muziek warm en
grijpbaar te laten klinken. Dat deed ik door alles in deze kamer op
te nemen en niet in een studio. Daardoor werd de sound meteen een stuk
echter. En ik moest alle tonen en geluiden een beetje kapot maken, breken,
verstoren.”

Zijn blik glijdt over het boek over Coltrane. “Dat stukje in A
Love Supreme
… waar hij zelf zingt…”, zegt hij, hardop
denkend. “A love supreme, a love supreme, a love supreme…het
klinkt nogal mantra-achtig, monotoon, hij kan niet echt zingen, maar
die paar woorden hebben een enorm effect, het geluid van die stem…
Ik zou het leuk vinden als mensen vinden dat mijn muziek ademt, dat
er ruimte inzit, juist voor woorden, de woorden moeten kunnen groeien
binnen de muziek.”

Onschuld

Een van de mooiste gedichten op de cd is ‘Het is mei en het regent’.
Met een voor hem ongebruikelijke lichtheid draagt Bart FM Droog het
voor. Maar voordat zijn stem klinkt, zet de muziek de toon. Voorzichtige,
resonerende tonen van een keyboard; een hoge zangerige fluittoon op
de achtergrond en dan is er ineens een haperend ritme dat nogal ingeblikt
klinkt. Maar wanneer Droog inzet: ‘Het is mei en het regent en ik denk
aan jou/ en jij aan mij op deze dag in mei dat het regent/en vogels
krijsen in het stuweel en het regent/ het regent, in mei, in mij, in
mei.’, wordt de fluittoon sterker en weemoediger en melodischer en ineens
grijpen Droogs woorden je bij de keel. ‘die mei met jou en mij, zij
aan zij/ als het regent in mij denk ik aan die mei/ dat jij mij zei
mijn lief, mijn zoet, die dag/ die dag in mij zo lang voorbij.’

Het is alsof de muziek de woorden van hun ontschuld berooft en het gewicht
versterkt dat de dichter er ooit, toen hij eraan werkte, in heeft willen
leggen.

Ik zeg dat het gedicht wel iets van een liedje heeft. De herhalingen,
de ritmische voordracht… Klug, beslist: “Ik hou niet zo van
liedjes. Ik heb juist geprobeerd het principe van een liedje: intro
couplet refrein couplet refrein en uittro, te vermijden omdat het te
voorspelbaar is. Ik wil een sfeer neerzetten. Maar gedichten voordragen
op muziek werkt niet zonder meer. Voorwaarde is dat je op elkaar reageert.
Ik word wel eens gevraagd door andere dichters, maar als ik merk dat
ze dezelfde toon blijven voorlezen, ongeacht wat voor muziek ik speel,
stop ik meteen. Dan kun je beter kiezen voor rust en helemaal geen muziek
gebruiken. Met Bart en Tjitse ging het vanzelf, ik maakte muziek bij
de gedichten die ze voordroegen en zij reageerden daarop, hun voordracht
werd anders, spannender, muzikaler.”

Oorspronkelijk was het idee om de cd precies als de live-optredens van
de groep te laten klinken. Het moest dezelfde spontanieteit en rauwheid
hebben. Klug: “Wij hebben nooit echt gerepeteerd. Alles wat wij
doen is improviserend tot stand gekomen. Zo dacht ik ook over de cd.
Maar toen ik de eerste opnames hoorde, besefte ik dat de ritmes te monotoon
waren voor een cd. Dat ik meer instrumenten nodig had om het geluid
te verdiepen: gitaar, een oud casio-orgeltje dat ik ooit nog van mijn
ouders had gekregen, theremin. Met de computer deed ik de rest: arrangeren,
vervormen.” Hij aarzelt even. “Componeren zeg maar.”

Hij schiet in de lach. “Vroeger, voordat ik deze laptop had, dacht
ik dat ik nooit zou kunnen componeren. Ik kan me niet op een toon vastleggen.
Ik ben een perfectionist. Wanneer je componeert heb je een noot en ja…
wat is dan de volgende? Waarom die ene kiezen uit die oneindige mogelijkheden?
Is die andere noot niet veel beter? Bij improvisatie heb je geen tijd
om na te denken. Je kiest terwijl je speelt. Het is alsof je in een
achtbaan zit en jezelf in een diepe afgrond stort.”

Wei Epibreren – De Dichters uit Epibreren, 2004. Distributie:
Uitgeverij Passage of www.epibreren.com

A Love Supreme- John Coltrane. MCA Records, 1995.

A
Love Supreme/ The Creation of John Coltrane’s Classic Album
– Ashley
Kahn. Granta Publications, 2002.

 

© Christine
Otten
2004. Auteursrecht berust bij de auteurs op basis van de Auteurswet
1912. Er mag niets uit deze website worden overgenomen, opgeslagen op
media ter verspreiding onder derden, gepubliceerd of anderszins verveelvuldigd
zonder uitdrukkelijke, voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteurs.

 

 

Interview by Vrouwkje Tuinman (also Dutch)

‘Ha, een schuifdidgeridoo!’

Jan Klug ziet muziek als superdrug

door Vrouwkje Tuinman

afgedrukt in ‘Akkoord’, nov/dec 2002

 

Van boventoonzang en dwarsfluit tot de zelfontworpen pataphoon: Jan Klug
onderzoekt een zo breed mogelijk muzikaal spectrum. Als begeleider van dichters
en theatermakers én solo. ‘De betovering is mijn drijfveer.’

Ooit musiceerde hij twee jaar niet. ‘Ik zat op dwarsfluitles, maar dat werkte
totaal niet. De leraar was streng en ik koppig en slordig. Bovendien wilde ik
heel andere stukken spelen dan hij. Ik kreeg er zo’n aversie van, dat ik compleet
met muziek gestopt ben. Met het schoolorkest, alles. Twee jaar later werd ik
vreselijk verliefd. Dat meisje wilde echter niets van mij weten. Om mezelf af
te leiden van die ellende heb ik de fluit weer gepakt, en ben ik gaan meespelen
bij de radio en bij lp’s. Improviseren. Daar knapte ik enorm van op.’

Wat liefdesverdriet al niet vermag. Inmiddels kan Jan Klug (Aken,1971) leven
van de muziek. Van zijn fluiten, saxofoon en zelf uitgevonden pataphoon. Van
zijn experimenten met electronica en zijn optredens met het literair trio De
Dichters uit Epibreren. Klug ging internationaal op toernee Arling & Cameron,
werkte met Fay Lovsky en maakt sinds enige tijd ook films. ‘Van te voren heb
ik dat nooit bedacht. Ik heb altijd het gevoel gehad dat als je iets te graag
wilt, het niets wordt. Dat dingen vanzelf moeten groeien.’

Dus maakte Klug omwegen. ‘Een van mijn eerste herinneringen is Jerry Lewis,
op tv. Met een vriendje heb ik toen bedacht dat dát was wat we wilden,
grappig zijn en een publiek vermaken. Hoe, daar had ik geen idee van. Lange
tijd wist ik niet wat ik wilde worden. Regisseur zijn leek me een droom, maar
ik ging er vanuit dat dat er wel nooit van zou komen. Uiteindelijk ging ik in
Oldenburg Informatica studeren. Dat heb ik twee jaar gedaan. Ik was de enige
met Muziek als bijvak. In mijn vrije tijd speelde ik in bands. Op een gegeven
moment zeiden anderen dat dat veel meer bij me paste dan Informatica. Toen kon
ik er niet meer omheen.’

Zoals bij hele volksstammen was ook Klugs eerste instrument een blokfluit. ‘Meteen
nadat we het instrument gekocht hadden, nog in de auto, kreeg ik daar al een
lied uit. Ik kan me herinneren dat ik meteen het “goede blaasgevoel”
had. Er gebeurde iets.’ Zijn eerste concert zag hij rond zijn veertiende. ‘David
Bowie in Hamburg. Toen dacht ik voor het eerst dat ik hiervan misschien wel
mijn leven wilde maken. Het zag er allemaal zo fantastisch uit. Op een podium
staan leek me geweldig.’ Klug woonde in het Duitse Leer en speelde inmiddels
dwarsfluit. ‘Naar een muzikale carrière werkte ik bewust niet direct
toe. Eerder zoals je een schuw beest benadert: niet rechtstreeks maar schuin
vanuit mijn ooghoeken. Zo kwam ik in cirkels steeds dichterbij. Ik merkte bijvoorbeeld
dat het heel goed werkte om onder het maken van mijn huiswerk te musiceren.
Lezen en fluitspelen tegelijk. Nog altijd houd ik ervan allerlei dagelijkse
dingen en muzikale handelingen simultaan te doen.’

Klug ging in een bigband spelen, ontdekte de saxofoon, de mondharp en electronische
effecten. ‘Ik ben altijd erg avantgardistisch georiënteerd geweest. Met
pop, maar vooral veel andere stromingen erbij. Blues, jazz en experimenten met
techniek. Ik zette een effectbakje op de fluit en ben radiogolven gaan opnemen,
waarmee ik vervolgens weer nieuwe geluiden maakte. Dat deed ik als kind al,
maar nu begon ik te merken dat ik dat in muziek kon gebruiken.’

In zijn studietijd raakte hij betrokken bij nieuwe bands. ‘Die mensen experimenteerden.
Ze zaten uren in een kelder te spelen, zonder programma, bladmuziek of arrangementen.
Heftige muziek, echt freaken, met ervaren musici. In die bands musiceerde ik
op mijn gevoel. Ik was me niet bewust dat ik in een 7/4 maat aan het spelen
was, die dingen gingen vanzelf. Voor het eerst ervaarde ik de roes van het spelen.
Ik heb later ook nooit met echte drugs geëxperimenteerd. Dat leek me altijd
een beetje nep. Als muziek al zo’n superdrug is, waarom zou je het dan elders
zoeken?’

Notentrauma

Aanvankelijk overwoog Klug nog om geluidsman te worden. ‘Daarmee kun je altijd
wel je brood verdienen. Gelukkig heb ik die stap niet genomen. Ik kom vaak mensen
tegen die, ondanks andere aspiraties, zijn blijven hangen in de techniek. Dan
is muziek een middel, geen doel. De magie is er niet.’ Klug besloot met Informatica
te stoppen en in Groningen saxofoon te gaan studeren. ‘Daar werd ik in het diepe
gegooid. Van notenleer wist ik vrijwel niets. Literatuur lezen en studieboeken
doornemen tijdens het spelen was nooit een probleem geweest, maar bladmuziek,
dat lukte aanvankelijk totaal niet. Toch stopten ze me direct in een bigband.
Leider Henk Meutgeert was heel streng, hoorde elke fout. Dat waren er heel wat,
bij mij. De hele bigband zat naar me te kijken, en vooral ook naar hun horloge.
Confronterend; ik kreeg er een soort notentrauma van. Als ik een muziekblad
zag dacht ik meteen: shit, dat gaat niet goed.’

Toch leerde Klug veel van de bigband. ‘Je móest wel met partituren leren
werken, dat allereerst. Ook leerde ik om ontspannen met op het oog onmogelijke
situaties om te gaan. If you can’t make it, you’ve got to fake it. Tegenwoordig
denk ik in moeilijke situaties glimlachend dat ik het allemaal wel zal overleven.’
Klug miste wel het een en ander in zijn opleiding. ‘Vooral het “zoeken”.
Ik dacht dat mijn medestudenten ook zouden experimenteren met muziek, dingen
uitproberen. Dat deden ze niet en het werd ook niet van je verwacht. Als er
geïmproviseerd werd, deed je dat over vastgelegde schema’s. lk had dat
nooit verwacht, begon er werkelijk heel naïef aan.’

Zes jaar geleden raakte hij betrokken bij de Dichters uit Epibreren. Dit gezelschap,
inmiddels al jaren een vast trio met daarin Klug en de dichters Bart FM Droog
en Tjitse Hofman, treedt op met een combinatie van poëzie, muziek en theatrale
elementen. In het voorjaar van 1996 werd Klug gevraagd zich aan te sluiten.
‘Het klinkt een beetje mysterieus, maar het was toch echt zo: ik zat in een
sprookjesbos te spelen op mijn didgeridoo. Onder een boom, met een effectbak
onder de takken verstopt. Het was voor een tentoonstelling. Tjitse hoorde mijn
muziek en vroeg me om in te vallen bij een optreden. De gedichten begreep ik
niet erg, want mijn Nederlands was slecht, maar ik voelde ze wel aan. Hoewel
er leuke misverstanden ontstonden, de eerste tijd. Dat ik dacht dat het gedicht
“bunker” over een “punker” ging en ik er een heel heftig
muziekje onder zette. Het duurde maanden voor ik dat in de gaten had.’

Daarna begon een soort dubbelleven. ‘Overdag deed ik het conservatorium, ‘s
avonds en in het weekend was ik met Epibreren bezig. Ik kreeg veel praktijk,
maar kon weinig studeren. Door mijn pianolessen heb ik me bijvoorbeeld echt
heen moeten wurmen.’ Hij probeerde steeds meer uit, zoals het boventoonzingen.
‘Het is altijd belangrijk voor me geweest om nieuwe instrumenten, en dus ook
mijn stem, te exploreren. Mijn docent Jan Kuiper, met wie ik nu weer samenspeel
in het World Groove Project van de Jungle Warriors, vond het wel interessant
en stimuleerde me.’

Op een dag vond Klug een heus instrument uit, de pataphoon. ‘Ik was aan het
knutselen met buizen en mondstukken, om te kijken wat goed werkt. Het moest
een nieuwe didgeridoo worden. Eenmaal in de bouwmarkt wist ik de benodigde diameter
voor de buis niet meer. Dus kocht ik twee verschillende. Toen die in elkaar
bleken te passen dacht ik: ha, een schuifdidgeridoo! Op de grond zag ik een
saxofoonmondstuk liggen en ook dat bleek te passen.’ Een nieuw instrument was
geboren. ‘Het grote verschil met de didgeridoo is dat mondstuk. Daarmee kun
je overblazen, toonladders spelen. De pataphoon lijkt enigszins op een basklarinet,
maar is schuifbaar. Ik gebruik er bovendien veel electronica omheen. Dan komt
pas echt de kracht naar boven.’

Klug bedacht de naam als eerbetoon aan de patafysica. Dit is een wetenschap
van uitzonderingen en denkbeeldige oplossingen, waarin bewust werkelijkheid
en droom, wetenschap en fictie met elkaar verward worden. ‘Dingen die je bedenkt
zijn volgens de patafysica per definitie waar. Omdat de tamelijk absurde pataphoon
bij toeval ontstond, en vervolgens zeer serieus werd ingezet, is dat helemaal
volgens de wetten van de patafysica.’

Trial and error

Klug combineert niet alleen graag instrumenten en technieken, maar ook muzieksoorten
en disciplines. Hij maakt deel uit van Jungle Warriors, een Gronings initiatief
dat in wisselende bezetting jazz en wereldmuziek samen laat gaan. Hij werkte
met Plan Kruutntone, dat op de cd Gelijktijdigwiel een nieuwe vorm van
volksmuziek ontwikkelde met flarden zigeunermuziek, blues en jazz. En als Dichter
uit Epibreren maakt hij soundscapes bij poëzie. ‘Muziek ontstaat bij mij
meestal in een context. Bij sterke beelden of teksten. De laatste tijd heb ik
veel gewerkt met een nieuw, naamloos gezelschap. Video, muziek en theater worden
daar op het podium samengesmolten. In de herfst komt er een nieuw voorstelling,
die we ook drie weken in New York gaan opvoeren. Die wisselwerking, waarin ik
deel uitmaak van heel verschillende gehelen, houd ik er graag in. Het houdt
je scherp en je blijft leren.’

Dat hij daarbij werkt met mensen die soms geen professionele muzikale achtergrond
hebben, vindt Klug geen probleem. ‘In principe leef ik graag in beide werelden.
Dingen met liefde doen staat bij mij voorop, zo vermijd je routine. Bij professionals
weet je dan weer wederzijds moeiteloos wat je bedoelt. Muzikant word je niet
uit boeken, maar in de praktijk. Het zit in grote én heel veel kleine
dingen. Leren welke snoeren prettig werken en welke niet, doe je alleen op het
podium. Trial and error.’

De laatste tijd richt Klug zich serieus op solo-optredens. ‘Dat is spannend
en heel anders. Als ik muziek maak bij een gedicht, doe ik dat voor de duur
van het gedicht en is het een soort omlijsting. Nu moet ik zelf uitmaken hoe
ik een goede opbouw maak, wanneer stilte gewenst is, wanneer kracht. Wanneer
mensen zich misschien gaan vervelen. Ik probeer daarbij zo minimalistisch mogelijk
te werk te gaan. Wel wil ik me meer verdiepen in de computer en de instrument-achtige
uitbreiding die die kan bieden. Ook zou ik beter willen kunnen pianospelen.
Als ik tijd heb, wat ik betwijfel, zou ik wel gitaar, bas en drums willen leren.’
Lachend: ‘Even snel.’

Dat hij uiteindelijk geen muziekdocent is geworden, waar hij wel voor is afgestudeerd,
betreurt Klug niet. ‘Ik was erg gefocusd op improvisatie. Mijn leerplan wordt
nu wel gebruikt aan het conservatorium, maar toch weet ik zeker dat ik geen
goede docent zou zijn geworden. In elk geval niet voor elke willekeurige leerling.
Docenten geven vaak les in een stijl waarin ze zelf zijn opgeleid, waarin ze
zelf het instrument hebben leren beheersen. In mijn geval was dat voornamelijk
zelfstudie. Als docent zal ik niet snel resultaat boeken – het is frustrerend
om niet de goede manier te kunnen vinden om mensen, vooral kinderen, aan te
zetten het “gewoon” te gaan doen.’

Als de vele optredens het toelaten gaat Klug minstens twee keer per week naar
concerten. ‘Het is belangrijk om dat er in te houden. Het kan heel inspirerend
zijn. Bij een goed concert word ik onrustig. Dan wil ik snel naar huis om muziek
te maken. Die betovering is mijn drijfveer. Muziek is niet helder vast te leggen
en te benoemen. Het moet blijven betoveren.’ Hij moet wel eens denken aan het
drakerige lied van John Miles: Music was my first love, and it will be my last.
‘Dan krijg ik het tragische én mooie gevoel dat dat wel eens waar zou
kunnen zijn.’

Selectieve agenda

In september is Jan Klug te zien in het Teleac-programma Waarom moet ik dit
lezen?

5 september Met Dichters uit Epibreren in Discotheek Hemkade, Zaandam

28 september Met Dichters uit Epibreren in Perron 55, Venlo

3 oktober Met Jungle Warriors in Gigant, Apeldoorn

6 oktober Met Jungle Warriors in Volksbuurtmuseum, Den Haag

11 oktober Met Jungle Warriors in Grand Theatre, Groningen

16 en 23 oktober Met Jungle Warriors in Bimhuis, Amsterdam

18 oktober Met Jungle Warriors in RASA, Utrecht

22 oktober Met Jungle Warriors in Musis Sacrum, Arnhem

Meer informatie op www.epibreren.com
en www.junglewarriors.nl

Comments are closed.